-
1 tuer
tuer [tuu.ee]1 doden ⇒ doodslaan, ombrengen, ter dood brengen2 slachten ⇒ doden, neerschieten3 kapotmaken ⇒ bederven, afstompen, doden4 afbeulen ⇒ afmatten, doodmoe, ziek maken♦voorbeelden:le cancer tue des milliers de personnes par an • jaarlijks sterven duizenden aan kankeril va se faire tuer • hij zoekt de dood op 〈 door waaghalzerij〉; hij breekt zijn nek nog eens, hij gaat zijn dood tegemoettuer à coups de pierre • stenigentuer qn. d' un coup de couteau • iemand neerstekentuer qn. d' un coup de fusil • iemand met een geweerschot dodenje suis tué • ik ben op, kapot♦voorbeelden:se tuer au, de travail • zich doodwerkenv1) doden2) slachten3) neerschieten4) afmatten -
2 fouler
fouler [foelee]1 aandrukken ⇒ persen, kneden♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) aandrukken2) kneden [deeg]3) betreden, voet zetten (op)2. se foulerv1) verzwikken -
3 esquinter
-
4 décarcasser
décarcasser (se) [deekaarkaasee]1 zich uitsloven ⇒ zich uit de naad werken, zich afbeulen -
5 échiner
-
6 bête
bête1 [bet]〈v.〉♦voorbeelden:bête à bon dieu • lieveheersbeestjebête de proie • roofdierbête de somme • lastdierbête de trait • trekdier〈 figuurlijk〉 c'est ma bête noire • ik kan hem, haar niet uitstaan〈 figuurlijk〉 être la bête noire • het zwarte schaap, de gebeten hond zijn〈 figuurlijk〉 chercher la petite bête • vitten, muggenziftenbête puante • stinkdierbêtes sauvages, féroces • wilde dierentravailler comme une bête de somme • zich afbeulenêtre malade comme une bête • doodziek zijnregarder qn. comme une bête curieuse • iemand aangapenfaire la bête • dom doen, zich van de domme houden¶ bête à concours • boekenwurm, werkezel, vosser————————bête2 [bet]1 dom♦voorbeelden:bête comme un âne, une oie, un pied • oliedomc'est bête comme chou • dat is kinderspel1. f1) beest, dier3) domkop2. bêtesf pl(het) vee, wilde dieren, insecten3. adj1) dom, dwaas2) onzinnig -
7 éreinter
-
8 tempérament
tempérament [tãpeeraamã]〈m.〉1 temperament ⇒ karakter, (vurige) aard2 lichaamsgesteldheid ⇒ gestel, constitutie♦voorbeelden:1 avoir du tempérament • temperament hebben, hartstochtelijk zijnc'est un tempérament • het is een sterke persoonlijkheid〈 informeel〉 s'user, se fatiguer, se tuer, s'esquinter le tempérament • zich afbeulen, zich uit de naad werkenà tempérament • op afbetalingm1) temperament, aard2) gestel, constitutie -
9 trimer
-
10 s'user, se fatiguer, se tuer, s'esquinter le tempérament
s'user, se fatiguer, se tuer, s'esquinter le tempéramentzich afbeulen, zich uit de naad werkenDictionnaire français-néerlandais > s'user, se fatiguer, se tuer, s'esquinter le tempérament
-
11 travailler comme une bête de somme
travailler comme une bête de sommeDictionnaire français-néerlandais > travailler comme une bête de somme
-
12 surmener
surmener [suurmənee]1 overbelasten ⇒ uitputten, afbeulen
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский